TOELICHTING
Rudolf
Escher
(1912-1980),
een leerling van Pijper, volgde
als reactie op de Duitse romantiek een op Frankrijk gerichte koers.
Dat Escher een grote bewonderaar van Debussy was, bleek al uit zijn
boek Toscanini en Debussy, magie der werkelijkheid uit 1938
waarin hij onder meer op scherpzinnige wijze een analyse van
Debussy’s befaamde orkestwerk La Mer geeft. Tijdens
de Duitse bezetting componeerde hij de pianosuite Arcana Musae
Dona ('Geheime geneesmiddelen door de Muze geschonken'), een
magistraal werk, dat - in de woorden van de componist - bedoeld is
als "een uiting
van bezielde geest contra ontaarding en destructie.”
Peter
Schat
(1935-2003)
componeerde Anathema in de zomer van 1969 in opdracht
van de gemeente Amsterdam. Anathema
betekent taboe. Over
het ontstaan van dit werk vertelt de componist in zijn boek De
Toonklok. Het
was een roerige zomer met politiecharges op De Dam, waar veel
jongeren hun bivak hadden opgeslagen. Damslapers werden ze genoemd.
Dat was verboden, taboe, anathema. In de muziek bestond in die tijd
ook een taboe: het componeren van tonale melodieën. Maar dat taboe
werd door sommige componisten gaandeweg doorbróken door tonale
stijlcitaten in hun composities op te nemen. Zo ook in Anathema.
In deze compositie verschijnt een tonaal thema in barokke,
impressionistische en romantische schijngedaanten. De melodie vormt
een contrast met de verder seriële schrijfwijze.
Theo
Loevendie (1930)
startte zijn carrière als jazzklarinettist en saxofonist. Rond 1968
begon hij met componeren. Zijn eerste omvangrijke composities zijn
werken voor solist en orkest: Scaramuccia, Orbits en Incantations.
De solopartijen, respectievelijk voor klarinet, hoorn en
basklarinet, bevatten dezelfde figuren die ook typerend zijn voor
Loevendies jazzimprovisaties. Zijn pianocompositie Strides
uit 1976, bevat een toespeling op de stride, een kenmerkend
figuur van jazzpianisten uit Harlem in de jaren twintig. In dit werk
spelen karakteristieke compositieprocédés die Loevendie in die
tijd ontwikkelde, zoals ostinati (herhalingen van patronen) en
repeterende noten een belangrijke rol.
Ton
de Leeuw
(1926-1996) placht te zeggen: ”De kunstenaar is een instrument.”
Die uitspraak impliceert een mentaliteit van de uitvoerend musicus,
een houding ten aanzien van muziek maken die De Leeuw in India, waar
hij regelmatig kwam, aantrof: openheid, concentratie op het moment
en het vermijden van individuele expressie. “Vooral niet te veel
willen doen,” zei hij vaak tegen mij. De Leeuw streeft in zijn
muziek naar evenwicht en harmonie. Niet dat er geen climaxen en
contrasten in zijn werk voorkomen. Maar ze staan in dienst
van een hoger doel: het opheffen van tegenstellingen. In de jaren
tachtig had hij daarvoor een speciale manier van componeren
ontwikkeld die hij verwijde modaliteit noemde.
Die compositie-techniek stelde hem in staat om zijn imposante
pianowerk Les Adieux te laten voltrekken in één rustig
ademende beweging. Als een brede stromende rivier. Les Adieux
ontstond in 1988
en was het laatste werk dat De Leeuw in Nederland componeerde.
Daarna vestigde hij zich
in Parijs.
Voor
Florian Maier
(1973) was de betoverende schoonheid van lichtgevende vissen diep in
de oceaan de inspiratie voor dit werk voor piano en elektronica op
CD. "Luciferase" is de naam van het enzym dat dit
fascinerende verschijnsel veroorzaakt. De componist heeft gepoogd
dit kleurrijke schouwspel in klank te vertalen.
|