Inleiding over 
Debussy's Préludes
door René Eckhardt

CV René Eckhardt

copyright

 


Boek 1, Prelude nr. 9

La sérénade interrompue 
(De onderbroken serenade )

“Een meesterwerk … vol Andalusische betovering,” heeft de Spaanse componist Manual de Falla, tijdgenoot van Debussy, over de Sérénade interrompue gezegd. In de introductiematen klinken twee korte zachte staccatonootjes: f-ges-f-ges-f-ges die afwisselend met de linker en rechterhand gespeeld moeten worden en 'quasi guitarra' moeten klinken. De twee noten verbinden op speelse manier de voorafgaande prelude (La Fille aux cheveux de lin) – die in toonaard Ges staat – met La sérénade interrompue, die in f staat. De speeltechniek van het afwisselen van de handen doet denken aan het contratiempo, het tegen de tel in klappen bij flamenco-muziek. Het ritme in de drie-achste maat verwijst naar de Spaanse Jota (volksdans). Karakteristiek zijn voorts de melancholie van de zigeunertoonladder F-Ges-A-B-C-Des-E en de vrij gespeelde melismen (Librement) in maten 76-79.

De Falla zet in een artikel ter nagedachtenis van Debussy (in La Revue Musicale, 1920) uiteen hoe de Franse componist het Spaans muzikale élan als geen ander aanvoelde. Debussy was slechts één keer kort in Spanje geweest en kende het land voornamelijk van boeken, schilderijen en muziek, waaronder een collectie Spaanse volksmuziek van Felipe Pedrell (de leraar van Albeniz, Granados en De Falla). 'Ik ben altijd een observator geweest, en in mijn werk heb ik geprobeerd daar mijn voordeel mee te doen,' zei Debussy volgens De Falla over zichzelf.

De prelude heeft een voor zijn tijd moderne, collage-achtige opbouw, waarbij de abrupte onderbrekingen op paradoxale wijze juist de samenhang van de compositie lijken te bewerkstelligen. De muziek is geestig, ironisch, serieus en sentimenteel tegelijk, als een clair-obscur van grap en ernst.  

Bronnen

 

>>> volgende: La Cathédrale engloutie (De verdronken kathedraal)  

Voor alle 24 Préludes: zie inleiding